Greppelrus
Juncus bufonis

Greppelrus (Juncus bufonis) is een laagblijvende, inheemse oeverplant met fijne stengels. Ideaal voor natte plekken, sloten en greppels. Zorgt voor structuur in de oeverrand en biedt schuilplek aan insecten. Van nature voorkomend op open, natte plekken in heel Nederland.

1 zakje zaden
~ 1 gram
Voeg nog toe voor
Je hebt momenteel
€ 5.00
Gratis verzending Gratis verzending
Wij doneren 1% omzet aan het klimaat Wij doneren 1% omzet aan het klimaat
Persoonlijke zaai-instructies Persoonlijke zaai-instructies

Eigenschappen

Hoogte icon
Hoogte
10 - 40 cm
Zonlicht icon
Zonlicht
volledige zon
halfschaduw
Kleur icon
Kleur
bruin
groen
Grondtype icon
Grondtype
zand
klei
lemig
turf
Zaaiperiode icon
Zaaiperiode
Maart
April
Mei
September
Oktober
Bloeiperiode icon
Bloeiperiode
Juni
Juli
Augustus
September
Vochtbehoefte icon
Vochtbehoefte
vochtig
nat
Levensduur icon
Levensduur
jaarlijks
tweejarig
Bladtype icon
Bladtype
fijn
bladverliezend
Geschikt voor plaats icon
Geschikt voor plaats
berm of veldrand
natuurlijke tuin
voedselbos
Groeitypes icon
Groeitypes
borders
bodembedekker
groepsbeplanting
Greppelrus (Juncus bufonis) is een eenjarige tot kortlevende overblijvende plant die behoort tot de russenfamilie (Juncaceae). Deze plant groeit voornamelijk op natte tot vochtige, voedselrijke bodems, zoals greppels, sloten, poelen, en vernatte graslanden. De stengels zijn dun, cilindrisch en vaak liggend of opstijgend van aard, met een hoogte tussen de 10 en 40 cm. De bladeren zijn smal en rolrond, en de plant bloeit meestal van juni tot september met onopvallende, groene tot lichtbruine bloemen in kleine hoofdjes aan de bovenzijde van de stengel. De zaadjes zijn klein en fijn, verspreid door water of modder. Greppelrus wordt vaak gebruikt als indicator voor natte natuurtypes en draagt bij aan de biodiversiteit op vochtige plekken. In tuinen wordt deze plant zelden toegepast, vooral omdat hij vooral gevonden wordt in natuurlijke, vaak verwilderde zones en niet vanwege sierwaarde wordt geteeld.
  • Zaai de zaden bij voorkeur in het vroege voorjaar (maart-april) of het najaar (september-oktober).
  • Zaai direct buiten in vochtige tot natte grond die niet snel uitdroogt, bij voorkeur op een plek met volle zon of lichte schaduw.
  • Hark de grond lichtjes los en verspreid de zaden dun uit over het oppervlak.
  • Bedek de zaden slechts heel licht (< 0,5 cm) met aarde, want voor kieming is licht vaak gunstig.
  • Houd een afstand van ongeveer 5-10 cm tussen de zaden, zodat jonge planten de ruimte hebben om zich te ontwikkelen.
  • Houd de grond continu vochtig totdat de plantjes zijn opgekomen.
Leer elke week een nieuwe inheemse plant kennen.